Ik weet hoe het is om (bijna) niets te lusten. Mijn vader grapte altijd; 'ze kunnen jou beter vragen wat je wel lust'. Nou best veel hoor: brood, brood en nog eens brood (zonder beleg). (En op een goeie dag een gekookt aardappeltje, een schepje bloemkool en een stukje kip).
Opvoeding
Of het aan mijn opvoeding lag? Ik denk het niet. Er werd niet gereageerd op mijn 'dat lust ik niet'. Wel aten wij thuis vrij simpel. Aardappelen, groente en vlees met als variatie een keer nasi, bami, macaroni of patat. Buiten de deur eten deden we niet vaak. Er was kortom weinig uitdaging op het gebied van eten. Misschien dat het eenzijdige aanbod een rol heeft gespeeld bij mijn beperkte voedselvoorkeuren.
Omslagpunt
Ik denk dat 4 jaar geleden het omslagpunt kwam. Ik begon het ronduit vervelend te vinden dat ik zo weinig lustte. Ik ben gaan nadenken en erachter gekomen waarom ik eten van (voor mij) onbekende voedingsmiddelen moeilijk vind. Toch vooral de structuur. De glibberigheid van champignons bijvoorbeeld of het mondgevoel van een half rauw biefstukje. Om maar niet te beginnen over pap.
Hoe ik mezelf aanleerde om normaal te eten
Op de opleiding voor diëtisten werd het onderwerp ‘kinderen’ behandeld. Ik leerde dat een kind een nieuw voedingsmiddel soms wel 10 - 15 keer moet proeven voordat het iets lust. In zekere zin was ik nog op het niveau van een klein kind, althans, met eten ;-)) Het was op dat moment dat ik besloot om de uitdaging met mijzelf aan te gaan: alles wat ik voorgeschoteld kreeg ging ik proeven. Bij voorbaat zeggen ‘dat lust ik niet’, mocht niet meer. Vervolgens zorgde ik ervoor dat het nieuwe voedingsmiddel ook op mijn eigen menu kwam te staan.
Steeds lekkerder
Tot mijn opluchting waren er producten bij die ik al na de tweede of derde keer steeds lekkerder vond. Ik kan inmiddels gewoon uit eten en mijn menu is gevarieerd. Van sommige producten kon ik echt maar een klein hapje van nemen. Vooral van iets als warme pap krijg ik nog steeds de bibbers. Ik vind dit niet erg. Ik ben superblij met wat ik bereikt heb!